Steeds meer stellen kiezen niet meer voor een huwelijk of een geregistreerd partnerschap maar gaan samenwonen. Zeker wanneer er sprake is van een eigen woning, is het hebben van een goed samenlevingscontract, liefst in combinatie met partnertestamenten van groot belang. Zo kunnen bijvoorbeeld met een verblijvingsbeding onvoorziene situaties worden voorkomen.
In nagenoeg elk samenlevingscontract wordt een zogenaamd verblijvingsbeding opgenomen. Dit is een regeling over gezamenlijk bezit in geval van overlijden van een partner. Hoe pakt deze bepaling uit als er een eigenwoningschuld / hypotheek is aangegaan? Veel samenwoners hebben samen een woning gekocht, deels met eigen geld en voor het overige met een aflossingsvrije hypotheek. In de meeste gevallen wordt dan bij de aankoop gelijk een notariële samenlevingsovereenkomst met daarin opgenomen een verblijvingsbeding opgesteld en getekend. Wat kan er gebeuren als er dan niet tegelijk een wederzijds partnertestament is gemaakt. Hoe werkt het verblijvingsbeding als in dat geval één van hen komt te overlijden?
In een verblijvingsbeding wordt geregeld dat goederen die gemeenschappelijk eigendom zijn na het overlijden van één van de partners eigendom wordt van de langstlevende partner. Daarbij geldt doorgaans de voorwaarde dat de gezamenlijke schulden moeten worden overgenomen. Bij overlijden van de vrouw, gaat haar aandeel in de woning met de bijbehorende hypotheek naar de man.
Er zijn nog veel mensen met een aflossingsvrije hypotheek. Tegenwoordig moet er op elke afgesloten hypotheek ook worden afgelost. Als een aflossingsvrije hypotheek bijvoorbeeld in 2012 is afgesloten, is er sprake van een eigenwoningschuld die tegenwoordig valt onder het overgangsrecht voor een zogeheten bestaande eigenwoningschuld. Een dergelijke eigenwoningschuld valt fiscaal in box 1, waardoor de rente fiscaal aftrekbaar is.
Overgangsrecht niet van toepassing
Echter, als na overlijden van een van de partners, de ander op grond van het verblijvingsbeding het overgenomen (verblijvende) deel van de lening overneemt, is daarop het overgangsrecht niet van toepassing. Het overgangsrecht voor bestaande eigenwoningschulden kan tussen partners wel gelden op grond van een verkrijging via het erfrecht (dus via een partnertestament). Zonder aanpassing van de lening is voor dit gedeelte sprake van een box 3-schuld waarover de rente niet fiscaal aftrekbaar is. Als achtergebleven partner de rente toch wil aftrekken, zal de aflossingsvrije lening voor de helft moeten worden omgezet in een lening die in 30 jaar wordt afgelost waardoor de bruto maandlasten aanzienlijk zullen stijgen. Als de partner de woning en de hypotheek niet op grond van een verblijvingsbeding maar op grond van een testament had verkregen, had de hele hypotheek aflossingsvrij kunnen doorlopen onder de oude fiscale regels en is aanpassing niet nodig.
De wettelijke regeling houdt in dat het overgangsrecht voor oude hypotheken van toepassing is als een schuld overgaat door boedelmenging via voltrekking van een huwelijk/geregistreerd partnerschap, door aangaan of wijziging van huwelijkse voorwaarden, of op basis van erfrecht.
De moraal van dit verhaal is dat het van groot belang is voor samenwoonstellen zich goed te laten informeren. Een samenlevingsovereenkomst is niet voldoende voor een optimale regeling. De kosten van twee partnertestamenten vallen in het niet bij het fiscale nadeel van een verkeerde regeling.