Huwelijkse voorwaarden bevatten wel eens een periodiek verrekenbeding met een vervaltermijn van een bepaald aantal jaren. Daarnaast wordt er dan wel een finaal verrekenbeding opgenomen met de voorwaarde dat er geen verrekening plaatsvindt als (een van) partners bij de echtscheiding een negatief vermogen hebben. Deze bepalingen kunnen bij echtscheiding leiden tot een meningsverschil over de uitwerking.
De vraag is of er nog wel een verrekenplicht is als
een van beiden een negatief vermogen heeft. Het gaat om twee afzonderlijke
bepalingen in de huwelijkse voorwaarden. De ene regelt de periodieke verrekening
van de overgespaarde inkomsten, de andere de finale verrekening van
vermogenstoename bij einde van het huwelijk. Vermogenstoename is pas aan de
orde nadat de overgespaarde inkomsten zijn verrekend.
Als overgespaard inkomen tijdens het huwelijk niet periodiek
is verrekend, gelden de wettelijke regels dat bij echtscheiding in één keer
(finaal) verrekend moet worden. Zodra dat is gebeurd, kan gekeken worden
of er positief of negatief vermogen overblijft.
Maar wat is dan de waarde van de vervaltermijn? De Hoge
Raad maakt er korte metten mee: een vervaltermijn is bij een periodiek
verrekenbeding onaanvaardbaar.
Wilt u meer weten over het periodieke en finale
verrekenbeding in huwelijksvoorwaarden? Bel ons voor het maken van een
afspraak.