De Tweede Kamer heeft 19 april jongstleden ingestemd met het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Swinkels (D66), Recourt (PvdA) en Van Oosten (VVD). Dit voorstel houdt in dat de wettelijke gemeenschap van goederen wordt beperkt. Het vermogen dat een echtgenoot vóór het huwelijk heeft opgebouwd, valt dan niet langer in de gemeenschap van goederen. Ook door een echtgenoot verkregen erfenissen en schenkingen zouden op basis van het voorstel niet meer automatisch in de gemeenschap van goederen vallen. Nu is dat wel zo, tenzij bij de schenking of in een testament is bepaald dat het geschonken of geërfde vermogen privébezit blijft.
In de Tweede Kamer hebben alleen het CDA, de CU en SGP tegen het voorstel gestemd. Op basis van de zetelverdeling in de Eerste Kamer zou het heel goed kunnen dat ook daar met het voorstel wordt ingestemd.
Als de wet zou worden gewijzigd, heeft dit aanzienlijke gevolgen voor de praktijk, met name in geval van echtscheiding. De verdeling van het vermogen bij een echtscheiding kan tot heel verschillende resultaten leiden, afhankelijk van de van toepassing zijnde wetgeving.
Een voorbeeld: Jan en Truus zijn in 2008 getrouwd. Ze hebben geen huwelijkse voorwaarden gemaakt en zijn dus getrouwd in de wettelijke gemeenschap van goederen. Jan had voor het huwelijk niets, Truus had 30.000 euro spaargeld. In 2011 erft Jan 10.000 euro van zijn ouders, zijn ouders hadden geen testament gemaakt waarin was bepaald dat de erfenis privébezit zou blijven. In 2016 gaan Jan en Truus scheiden. Hun vermogen bestaat uit een banktegoed van 50.000 euro.
Onder de huidige wet is zowel het spaargeld van Truus als de erfenis van Jan gezamenlijk geworden. Bij scheiding krijgen Jan en Truus ieder 25.000 euro.
Stel dat Jan en Truus in 2018 gaan scheiden, na de invoering van de wetswijziging. Dan regelt de wet dat het spaargeld van Truus en de erfenis van Jan privébezit zijn gebleven. De verdeling van het vermogen wordt dan anders: Truus krijgt 30.000 en Jan 10.000 euro. Van de resterende 10.000 euro krijgen ze allebei 5.000 euro. Dus Truus krijgt in totaal 35.000 euro en Jan 15.000 euro.
Welke uitkomst is nu het meest rechtvaardig? Dit is een belangrijke vraag, zeker als je bedenkt dat ongeveer 40% van de huwelijken eindigt door echtscheiding. Het voorgestelde nieuwe systeem zal voor de meeste mensen wel als redelijk worden beschouwd. Truus haar zelf gespaarde geld blijft van haar en de erfenis van Jan zijn ouders blijft van Jan.
Wat er tegen het voorstel in te brengen is, is dat (volgens het CDA) echtgenoten toch een beetje “elkaars boekhouder” worden. In het voorbeeld hierboven kunnen Jan en Truus alleen hun geld terugkrijgen als zij kunnen bewijzen dat het hun persoonlijk toekomt. Dat zal niet altijd eenvoudig zijn en bij de afwikkeling van een scheiding veel discussie opleveren. In theorie klinkt het voorstel dus heel redelijk, of het in de praktijk ook eenvoudig toe te passen is, dat is nog maar de vraag. Een advocaat zal daar bij een scheiding graag zijn tanden in zetten!
Op dit moment geldt nog dat echtgenoten het door hen aangebrachte vermogen alleen buiten de gemeenschap van goederen kunnen houden door dit te beschrijven in huwelijkse voorwaarden. Deze bepaling komt waarschijnlijk te vervallen. Dat betekent dat in de praktijk zal gelden “wie stelt moet bewijzen” en dat het vermogen bij onvoldoende bewijs geacht wordt van de echtgenoten gezamenlijk te zijn. Ondanks dat het privévermogen niet meer verplicht in een akte van huwelijkse voorwaarden beschreven zou hoeven te worden, blijft het belangrijk de zaken goed op papier te zetten, zodat bij een eventuele echtscheiding bewezen kan worden wat aan wie toekomt en er geen discussie over hoeft te ontstaan.
Wij beschikken over de benodigde kennis en ervaring en zijn u hierbij graag van dienst.