Een regelmatig voorkomende constructie van vermogensoverdracht is dat een of beide ouders hun woning bij leven aan een of meer kinderen overdragen onder voorbehoud van een zakelijk huurrecht, waarbij een deel van de koopprijs al in de akte van levering wordt kwijtgescholden. Het restant van de koopsom wordt dan omgezet in een lening.
Als de ouders vervolgens komen te overlijden en blijkt dat de huur feitelijk niet is betaald, dan wordt bij dat overlijden erfbelasting geheven over de waarde van die woning alsof deze alsnog door de kinderen (die reeds eigenaren zijn) wordt geërfd.
Op die waarde mag in mindering worden gebracht wat door de kinderen is opgeofferd (vermeerderd met rente). Echter, aftrekbaar is slechts datgene wat reëel als tegenprestatie is bedongen. Als bijvoorbeeld uit de documenten (bijvoorbeeld begeleidende brief) bij de (concept)-overeenkomsten blijkt dat de ouder(s) al vóór de levering de intentie had(den) om de koopprijs deels bij de overdracht en daarna in jaarlijkse termijnen kwijt te schelden, is van een reële tegenprestatie geen sprake.
Dit leidt er toe dat de kwijtgescholden bedragen door de belastinginspectie niet in mindering worden gebracht op de waarde van de woning. Dat doet de inspecteur wel als bij de overdracht van de onroerende zaak nog niet vaststond dat het restant van de koopsom in jaarlijkse termijnen zou worden kwijtgescholden. In dat geval zou betaling van het restant van de koopprijs ten tijde van de verkoop van de woning dus reëel zijn bedongen.
Wilt u meer weten over vermogensoverdracht met het oog op latere erfbelasting? Bel ons of klik op de link onder het kopje “Meer informatie” en wij nemen zo spoedig mogelijk contact met u op.