Veel samenlevingsovereenkomsten bevatten regelingen over gemeenschappelijk bezit. Daarin wordt veelal bepaald dat partners samen, elk voor de helft, gerechtigd om te beschikken over bankrekeningen die op beider naam staan of de en/of clausule bevatten. Vervolgens wordt dan in het contract ingevuld welke rechtshandelingen zij vanuit die optiek mogen verrichten. Meestal gaat het dan om handelingen in het kader van de gemeenschappelijke huishouding. De vraag is of ook het tegoed op spaarrekeningen en ingebracht privé geld daartoe behoren.
Als samenwonen partijen uit elkaar gaan, blijkt nogal eens dat beiden de bepalingen anders uitleggen, elk in het eigen voordeel. De rechter moet dan uitkomst bieden.
De rechter kijkt eerst naar de taalkundige uitleg van de samenlevingsovereenkomst. Echter, die uitleg is niet zonder meer zaligmakend. De rechter zal ook overwegen wat partners in redelijkheid van elkaar mochten verwachten. De tekst moeten vooral ook worden beoordeeld in de context waarin die in het contract is opgenomen. In een recente zaak voor de rechtbank Rotterdam was er sprake van een context waarin partners samen een gemeenschappelijke huishouding wilden gaan voeren en beiden konden beschikken over de roerende zaken en de saldi van de bankrekeningen op beider naam. Dat betekent volgens de rechter dat, hoewel de rekeningen gemeenschappelijk zijn en de saldi daarop volgens overeenkomst gemeenschappelijk zijn, uitsluitend gemeenschappelijk zijn saldi van bankrekeningen, die daadwerkelijk gebruikt zijn voor de gemeenschappelijke huishouding.
Verder wijst in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank alles er op dat de rest van het vermogen (spaarrekening) niet daadwerkelijk gebruikt is voor de gemeenschappelijke huishouding. De rechtbank concludeerde dan ook dat om die reden het saldo op de rest van de rekeningen niet behoefde te worden gedeeld.
Wilt u meer weten over het goed vastleggen van afspraken in uw samenlevingsovereenkomst? Bel ons voor het maken van een afspraak.