Samenwoners die samen een eigen huis hebben, willen vrijwel altijd ook dat bij overlijden hun partner in het huis kan blijven wonen. Dat kan je regelen met een verblijvingsbeding in jullie samenlevingscontract of door in testamenten elkaar tot erfgenaam te benoemen.
Er
zit verschil in de uitkomst tussen de een en de ander. Met een
verblijvingsbeding kan je regelen dat na het overlijden van een partner de
gezamenlijke bezittingen automatisch op de achterblijvende partner overgaan.
Dat is bij wet bepaald. In dat geval gaat ook de eigenwoningschuld van de
overleden partner over op de langstlevende partner. Ook het aflossingsschema
gaat mee in die overgang, als er sprake is van een fiscale aflossingseis.
Met
een testament krijgt de achterblijvende partner het huis op grond van het
erfrecht volledig in eigendom.
Een
verblijvingsbeding heeft een voordeel en een nadeel ten opzicht van een
regeling bij testament. Om met het nadeel te beginnen, het overgangsrecht voor
bestaande eigenwoningschulden gaat niet over op de achterblijvende partner. Het
voordeel echter is dat het aflossingsschema niet mee overgaat. De
achterblijvende partner kan zelf kiezen om een nieuw aflossingsschema van
maximaal dertig jaar te gaan volgen. De aflossing gaat dan minder snel zodat de
maandelijkse lasten dalen.
De
keuze voor de verblijvingsbeding of testament hangt af van het type eigenwoningschuld.
Hebben jullie bestaande eigenwoningschulden, dan is een testament voordeliger.
Geldt de fiscale aflossingseis, dan kan je beter uit de voeten met een
verblijvingsbeding de voorkeur. Dat zijn overigens niet de enige criteria, er
spelen meer factoren een rol.
Wil
je meer weten over de passende keuze voor jullie? Bel ons voor het maken van
een afspraak.